Serum is de bloedvloeistof die bevrijd is van cellen en stollingsproteïnen. Het is de bovenste vloeistof die wordt verkregen na de stolling en centrifugatie van het bloed in een "droog" buisje, dat wil zeggen zonder stollingsremmers. In tegenstelling tot plasma, dat wordt verkregen door eenvoudige centrifugatie zonder voorafgaande stolling (d.w.z. uit een buis met anticoagulantia), is serum vrij van stollingsfactoren en fibrinogeen, die worden verbruikt door de stolling. Plasma is dus de vloeibare component van bloed die serum en stollingselementen bevat. Wanneer deze laatste worden verwijderd, blijft alleen het serum over.

In tegenstelling tot plasma bevat serum geen rode of witte bloedcellen of fibrinogeen. Het is arm aan eiwitten, met name die eiwitten die de andere stollingsfactoren vormen (die het in kleine hoeveelheden bevat). Fibrinogeen of "factor I" (FI: factor één) is een stollingsfactor, een eiwit in bloedplasma dat tijdens de stolling in fibrine verandert. Dit fibrinogeen zal overgaan in de vorm van fibrine, waardoor stolling mogelijk wordt.