Carcinoembryonaal antigeen (CEA), ook bekend als CD66e, beschrijft een reeks glycofosfatidyl-inositol en transmembraan celoppervlak-geankerde glycoproteïnen die betrokken zijn bij celadhesie, differentiatie, anoikis, polarisatie en weefselarchitectuur. CEA is aanwezig in foetaal colon en vele soorten epitheliale tumoren, waaronder adenocarcinomen van het GI-kanaal, de long en de borst.  CEA-kleuring, samen met Calretinine, CK 5/6, D2-40, HBME-1, Napsin A, MOC-31 en Ber-EP4, wordt gebruikt om adenocarcinoom en mesothelioom van elkaar te onderscheiden. Kleuring met Anti-CEA is ook nuttig om de oorsprong van metastatisch adenocarcinoom vast te stellen. CEA is een effectieve marker voor adenocarcinomen van de long, dikke darm, maag, slokdarm, alvleesklier, galblaas, urachus, speekselklier, eierstok en endocervix. Antilichamen tegen CEA zijn nuttig om longadenocarcinoom (positief) te onderscheiden van mesothelioom (negatief). CEA is nuttig geweest bij het volgen van tumorprogressie.